We werken in alle groepen volgens het Expliciete Directe Instructiemodel (EDI). Een EDI-les heeft altijd een aantal vaste onderdelen, zoals het benoemen van het lesdoel, het activeren van voorkennis en het uitleggen en begeleid inoefenen van nieuwe leerstof.
De bedoeling van lesgeven volgens het EDI-model is dat alle kinderen in de klas de doelen halen die de leerkracht heeft gesteld. We hebben hoge verwachtingen van ieder kind. Om dit te bereiken controleert de leerkracht tijdens het lesgeven steeds het begrip van de kinderen. Kinderen die meer tijd nodig hebben om de doelen te bereiken, krijgen extra instructie.
In de klas kun je zien dat we met het EDI-model werken. Zo staan de lesdoelen op het bord, heeft elke leerkracht een beurtenbakje met de namen van de kinderen erin en hebben de kinderen wisbordjes om tijdens de instructie mee te werken. Op deze manier zijn alle kinderen actief betrokken bij de les.
Door de lessen in te richten volgens het Expliciete Directe Instructiemodel worden alle kinderen gezien door de leerkracht. Ze merken dat ze de leerstof beheersen en krijgen vertrouwen in zichzelf.
In de klas wordt lesgegeven op verschillende niveaus. Zo willen we ieder kind de aandacht en instructie geven die het verdient. We geven de instructies via het EDI-model waarbij de leerkracht de nieuwe lesstof eerst uitlegt, voordoet, daarna samen doet met de kinderen en waarna de kinderen vervolgens zelfstandig met de aangeboden lesstof aan de slag gaan.
De leerlingen leren naast samenwerken ook zelfstandig te leren. Dit leren de leerlingen door structuur en afspraken die er schoolbreed gemaakt zijn. Door actief leren binnen het EDI-model zijn kinderen betrokken op hun eigen leerproces. Ze hebben zelfinzicht, ze kennen hun eigen kwaliteiten en ontwikkelpunten en zijn ambitieus om de volgende stap te maken. De leerkracht is in dit proces zowel aanjager als begeleider.
Voor kinderen die meer aan kunnen werken wij met een plustaak en een plusklas. De kinderen die hiermee werken doen dit soms aanvullend, soms in plaats van de reguliere taak. Uitgangspunt is dat het kind aangezet en uitgedaagd blijft worden tot leren. Voor de meerbegaafde leerlingen wordt er gewerkt met verdiepingslessen.
Leerlingen die moeite hebben met de basisstof, worden geholpen met extra instructie. Daar waar nodig krijgen de kinderen extra oefening. Kinderen kunnen voor een bepaalde periode extra hulp krijgen van een onderwijsassistent. Uitgangspunt van de hulp buiten de klas is om de kinderen weer een positief zetje in de rug te geven.